Horecamedewerkers worstelen met salaris

13-06-2022

'Met passie betaal je geen rekeningen'

Te lage lonen, te lange werkdagen en onzekerheid over flexibele contracten: jonge horecamedewerkers slikten lang hun ergernissen in. Door het huidige personeelstekort kunnen ze nu meer eisen stellen, maar het gesprek over een hoger salaris blijft lastig voor (jongere) werknemers.

Reden om de branche te verlaten

Vóór de coronacrisis was Alexander Rozema tevreden met zijn loon, mede dankzij de flinke fooien die zijn salaris omhoogstuwden. Totdat de pandemie uitbrak: “Ik kreeg het basissalaris doorbetaald, maar de fooi zat daar natuurlijk niet bij. Ik moest flink bezuinigen.” De dertigjarige horecamedewerker is als chef bediening in dienst bij restaurant Scheepskameel in Amsterdam. Hij maakt in vier dagen wekelijks circa veertig uur. Inmiddels is zijn salaris weer op niveau, bovendien heeft hij net na een verandering van functie salarisverhoging gehad. “Voor nu ben ik tevreden. Ik ben drie dagen vrij, krijg op werkdagen een gratis maaltijd en het werk geeft me veel voldoening. Maar ik kan me voorstellen dat op termijn het salaris een reden is om de branche te verlaten, hoezeer ik ook van dit werk hou. Ik zie anderen in het werkveld ermee worstelen: collega’s die geen huis kunnen kopen of de eindjes aan elkaar moeten knopen.”

Balen van salaris

“Met liefde en passie betaal je geen rekeningen”, stelt Edwin Vlek. Hij is als sectorbestuurder bij FNV Horeca verantwoordelijk voor het arbeidsvoorwaardenbeleid bij de brancheorganisatie. Zowel de jonge als ‘oudere’ generatie in de horeca krijgt steeds meer de balen van het salaris, merkt hij: “Voorheen was de algemene tendens dat jongeren alleen werkten om naar een feestje te kunnen gaan. Dat is inmiddels achterhaald vanwege het simpele feit dat het leven veel duurder is geworden. Bijbaners werken ook omdat ze hun rekeningen moeten betalen, en dus is salaris voor hen belangrijker geworden. Naarmate ze ouder worden en een auto of huis willen kopen, wordt inkomen nóg belangrijker. Dan stromen ze uit, deels omdat hun salaris niet hoog en stabiel genoeg is om de vaste lasten op te hoesten.”

'Het uurloon als teamleider, waarbij ik de zaak opende en sloot, was zeven euro bruto'
 

Andere branche

Voor Nynke Ruijs Muñoz (19) was het lage horecasalaris een belangrijke reden om de horeca de rug toe te keren. Ze werkte in een lunch- en koffiezaak in Amersfoort, waar ze opgroeide. “Ik begon in de bediening, later werkte ik in de keuken en ik eindigde als teamleider, waarbij ik ook de zaak opende en sloot. In die functie zat ik op een uurloon van zeven euro bruto. Met wekelijks tien uur werken kwam mijn netto maandsalaris uit op ruim tweehonderd euro. Dat begon me tegen te staan.” Dus toen Ruijs Muñoz onlangs naar Amsterdam verhuisde voor haar studie, besloot ze voor een andere branche te gaan. “Ik heb me wel even georiënteerd op horecawerk, maar ik had geen zin om ergens weer onderaan de ladder te beginnen en keihard te werken om aan het eind van de maand weer teleurgesteld te zijn met het loonstrookje.”

Ruijs Muñoz werkt nu bij de klantenservice van Swapfiets voor een bruto uurloon van negen euro. “De werkuren op zon- en feestdagen worden dubbel uitbetaald en – ook heel fijn – ik kan mijn uren zelf indelen. Zo kom ik per maand gegarandeerd aan een bepaald aantal uren. Bij mijn vorige werkgever maakte ik in de wintermaanden vanwege het gesloten terras heel weinig uren.”

Angstcultuur

Het onzekere inkomen is voor veel horecamedewerkers een nog groter irritatiepunt dan het lage uurloon, ziet Vlek: “Continuïteit van salaris is echt een probleem door de flexibele krachten waarmee veel gewerkt wordt. Wij horen vaak dat medewerkers het geen punt vinden om meer te werken, zolang ze maar zekerheid van uren – en dus inkomen – hebben.”

Toch komen de ergernissen over uren en salarissen maar mondjesmaat terecht bij de werkgever. Vlek: “Onder horecapersoneel heerst een angstcultuur; er wordt nog te weinig onderhandeld. Terwijl het huidige personeelstekort hun positie enorm versterkt, ze kunnen meer eisen stellen.” Ook Ruijs Muñoz vond het moeilijk het gesprek aan te gaan: “Onderling bespraken we het wel en ik heb het weleens aangekaart bij mijn baas, maar ik kreeg geen bevredigend antwoord.”

Rozema weet waarom juist in de horeca het gesprek over salaris extra moeilijk is: “Werkgevers staan door de informele sfeer dicht bij het personeel; dan is het lastig om zo’n zakelijk gesprek aan te gaan.”

'Te lage lonen, te lange dagen, en zelden vrij in het weekend'

 

Aanpassingen cao 2022 – 2023

Voor 2022 en 2023 is een nieuwe horeca-CAO afgesproken. Dit zijn de belangrijkste wijzigingen:

  • Loonsverhoging van 3,4% op 1 april 2022 en 2% op 1 januari 2023 voor vakkrachten onder het eindloon

  • Loonsverhoging van 2% op 1 april 2022 en 2% op 1 januari 2023 voor vakkrachten boven het eindloon (mits 24 maanden in dienst)

  • Lonen van niet-vakkrachten en BBL-leerlingen worden per 1 september 2022 gekoppeld aan functiegroep 1. Daarmee gaan de lonen van jongeren omhoog

  • Per 1 januari 2023 komt een individueel keuze- budget van 150 euro per jaar voor eigen ontwikkeling

  • Betere balans tussen werk en privé door onder andere een betere regeling van min- en plusuren en een rooster dat minimaal drie weken van tevoren bekend moet zijn;

  • Behoud van flexibiliteit rond seizoenskrachten en oproepovereenkomsten.


Zelf gecreërd probleem

Rozema is vanuit de werknemerskant betrokken geweest bij de onderhandelingen voor de nieuwe cao, die begin dit jaar inging (zie kader). Door gedoe met vorige werkgevers over salaris en arbeidsomstandigheden én zijn liefde voor het horecavak vond hij het belangrijk zijn stem ook via officiële wegen te laten horen: “Door de jaren heen hebben horecawerkgevers zelf een probleem gecreëerd: te lage lonen, te lange dagen en zelden een weekenddag vrij. Te lang hebben we gehoord dat er geen geld was, terwijl we werkgevers wél rijker zagen worden. Nu plukken ze daar de wrange vruchten van.”

De nieuwe horeca-cao ziet Rozema als een mooie eerste stap richting hogere salarissen. Vlek sluit zich daarbij aan: “We hebben een paar cao-loze jaren achter de rug, met als gevolg een flinke achterstand ten opzichte van andere branches. Om dat in te halen zijn salarisverhogingen van 10 tot 15% nodig, maar dat is nu niet realistisch. Dankzij de nieuwe cao is het salaris voor jongeren tot 21 jaar nu competitief ten opzichte van andere sectoren; voor de leeftijdsgroep daarna geldt dat helaas nog niet. Wij sporen hen dan ook zeker aan om het gesprek aan te gaan met hun werkgever. Jongeren trouwens ook: door de marktwerking is een hoger loon tegenwoordig vaak echt mogelijk. Werkgevers weten: het personeel is hun allerbelangrijkste goed.” Rozema knikt: “De sector verdient het om volwassen te worden.”

Bron: Entreemagazine